De effecten van verschillende onderwijsprogramma’s op geletterdheid- en taaluitkomsten van het jonge kind: een systematisch overzicht
Uitgewerkt door: Cathy van Tuijl
In dit onderzoek zijn twee soorten programma’s vergeleken: programma’s waarbij een combinatie van kindgeïnitieerde en leerkrachtgestuurde activiteiten (‘omvattende’ programma’s) wordt ingezet en ontwikkelingsgerichte-constructivistische programma’s met nadruk op kindgeïnitieerde activiteiten en weinig leerkrachtsturing of directe instructie. De effecten van deze programma’s werden vergeleken met groepen waar geen gebruik werd gemaakt van specifieke programma’s. Dit overzichtsartikel onderzoekt welk effect programma’s vanuit deze benaderingen hebben op geletterdheid en taaluitkomsten bij 3 tot 5-jarigen met een lage sociaaleconomische status. Alleen kwalitatief goed onderbouwde studies zijn opgenomen. Er werden 32 onderzoeken meegenomen in het overzicht. Uit de resultaten blijkt dat de omvattende programma’s met een balans tussen leerkrachtgestuurde en kindgeïnitieerde activiteiten duidelijke positieve effecten hadden zowel op de korte als langere termijn. Effecten van ontwikkelingsgerichte-constructivistische programma’s waren kleiner en niet significant (kunnen op toeval berusten). Een gebalanceerde aanpak wordt daarom aangeraden.
Twee soorten programma’s
Dit artikel staat stil bij twee soorten programma’s die aansluiten bij twee benaderingen die in Nederland veel voorkomen: de ontwikkelingsgerichte-constructivistische benadering en een combinatie van de ontwikkelingsgerichte benadering aangevuld met enkele directe instructie activiteiten. De vraag die in dit artikel centraal staat, is welke benadering effectiever is om geletterdheid en taalontwikkeling bij 3-5 jarigen met een lage sociaaleconomische status (SES) te stimuleren, zowel op korte termijn als minimaal een jaar later. Voordat we ingaan op het onderzoek beantwoorden we eerst de vraag: waar staan deze benaderingen voor?
Ontwikkelingsgerichte-constructivistische benaderingen worden gekenmerkt door de nadruk op kindgeïnitieerde activiteiten waarbij de leerkracht vooral faciliterend en ondersteunend is en weinig directe instructie biedt. Kinderen spelen in deze benadering vooral in de hoeken en aan tafels waar materialen en activiteiten worden aangeboden voor taal- en denkontwikkeling, denk bijvoorbeeld aan de bouwhoek en de zandtafel. Leerkrachten bereiden activiteiten en thema’s voor die aansluiten bij interesses van de kinderen. Bij het voorlezen zoeken ze naar manieren om taaluitingen uit te breiden. Directe instructie op aspecten als fonemisch bewustzijn of letterkennis vindt weinig plaats, incidenteel in de context van thematische activiteiten.
Omvattende programma’s zijn bedoeld om de beste onderdelen van de ontwikkelingsgerichte en meer leerkrachtgestuurde benaderingen te gebruiken. Het zwaartepunt ligt dan ook bij kindinitiatieven, speelhoeken en creatieve activiteiten, veelal in thema’s met ruimte voor doen-alsof-spel, experimenteren en ongestructureerd spel. Daarnaast besteedt de leerkracht ook een deel van de tijd aan activiteiten die specifiek gericht zijn op taal en geletterdheid, in kleine groepjes of met de hele groep. Deze benadering kenmerkt zich door regelmatige monitoring van de voortgang van de taal- en geletterdheidsontwikkeling van waaruit leerkrachtgestuurde en kindgeïnitieerde activiteiten worden gepland.
Onderzoeksopzet
In dit onderzoek zijn 32 programma’s geselecteerd die voldeden aan de onderzoekseisen op het gebied van de onderzoeksopzet (aanwezigheid van een ‘controlegroep’ waar geen programma werd gebruikt, correctie voor verschillen bij voormeting), minimale omvang van de onderzoeksgroep, duur van het programma, en kwaliteit van de meetinstrumenten. De programma’s werden ingedeeld bij de twee benaderingen op basis van beschikbare informatie over de programma’s. Van de 32 programma’s vielen er 22 onder omvattende programma’s en 10 onder ontwikkelingsgerichte- constructivistische programma’s.
De resultaten: een gebalanceerde aanpak wordt aangeraden
Uit de resultaten blijkt dat het voor de taal- en geletterdheidsontwikkeling van kinderen uit gezinnen met een lage SES goed is om in aanvulling op kindgeïnitieerde activiteiten ook enige directe instructie activiteiten te bieden voordat zij aan het formele onderwijs beginnen. Programma’s die tot de omvattende benadering behoren, tonen een positief effect op taal- en geletterdheidsontwikkeling zowel direct na het programma als minimaal een jaar later. Kinderen lijken dus het best te leren in een omgeving die ontwikkelingsgerichte activiteiten combineert met leerkrachtgestuurde activiteiten. De effecten van de ontwikkelingsgerichte-constructivistische programma’s waren kleiner en niet significant. Dat wil zeggen dat met name aan het einde van het programma de kinderen in een ontwikkelingsgericht-constructivistisch programma zich niet sneller ontwikkelden dan kinderen in een groep zonder een programma, ook een jaar later waren deze verschillen niet betekenisvol. De tien programma’s met de grootste effecten op de ontwikkeling van kinderen waren allen omvattende programma’s. Ze hadden duidelijke doelen en manieren om die doelen te bereiken, hetgeen ook de monitoring van vooruitgang vergemakkelijkt. Deze programma’s geven kinderen een belangrijk voordeel als ze aan formeel onderwijs beginnen.