De betrokkenheid van kleuters en hun ontwikkeling in beginnende geletterdheid en gecijferdheid
Uitgewerkt door: Cathy van Tuijl
Voor een goede start in het onderwijs is het belangrijk dat beginnende geletterdheid en gecijferdheid van kleuters gestimuleerd worden, zeker voor kinderen die in armoede opgroeien. In dit onderzoek wordt de onderwijsaanpak bij 4,5-jarigen (waarvan de helft in armoede opgroeit) gerelateerd aan de ontwikkeling in beginnende geletterdheid en gecijferdheid. De onderwijsbenadering wordt weergegeven in vier profielen: vrij spel, individuele instructie, groepsinstructie en ‘scaffolding’. Het profiel vrij spel wil bijvoorbeeld zeggen dat kinderen in dit profiel hun tijd grotendeels doorbrachten in vrije spelactiviteiten. In sommige profielen lieten kinderen een grotere groei zien dan in andere profielen. Ook bleken binnen profielen verschillen te bestaan in het ontwikkelingsverloop tussen kinderen die al dan niet opgroeien in armoede. Kinderen die in armoede opgroeiden toonden de meeste groei in het profiel individuele instructie. In alle andere profielen was de groei voor kinderen in armoede kleiner dan die van kinderen die niet in armoede opgroeien.
Voor een goede start in het onderwijs is het belangrijk dat beginnende geletterdheid en gecijferdheid van kinderen gestimuleerd worden. Dat geldt al helemaal voor kinderen die in armoede opgroeien. Wat is een goede aanpak voor deze laatste groep? In dit onderzoek wordt de onderwijsaanpak bij 4,5 jarigen (waarvan zeker de helft in armoede opgroeit) gerelateerd aan de groei in beginnende geletterdheid en gecijferdheid gedurende een schooljaar. Daarbij staat de tijdsbesteding van individuele kinderen centraal.
Individuele kinderen (n=2751; vier per groep) werden met een zogenaamde snapshotmethode geobserveerd. Dat wil zeggen dat na ieder observatie-interval van twintig seconden verschillende aspecten van dat interval werden gecodeerd. Zo werd het type activiteit (zoals hele groep, kleine groep, vrije keuze), het ontwikkelingsgebied (zoals creatief, fijn of grof motorisch, mondeling taalgebruik) en de interactie met de leerkracht (zoals verzorging, simpel, uitgebreid, scaffolding of didactisch) gecodeerd. Observaties vonden plaats gedurende twee dagen. Uit de analyses bleek dat er in de tijdsbesteding van kinderen vier ‘profielen’ te onderscheiden waren: vrij spel (51%), individuele instructie (9%), groepsinstructie (27%) en ‘scaffolding’ (13%). Bij de kinderen werden verschillende ontwikkelingsuitkomsten gemeten die belangrijke voorspellers zijn voor het latere lezen en rekenen, variërend van hogere orde denken en taal tot herkennen van letters en cijfers.
Bij het profiel individuele instructie toonden kinderen vergeleken met kinderen uit de andere profielen de grootste groei in probleemoplossend vermogen, een belangrijke voorspeller van later schoolsucces. Kinderen die in armoede opgroeiden toonden meer groei dan andere kinderen in ditzelfde profiel. Kinderen in het profiel groepsinstructie brachten in vergelijking met andere profielen de meeste tijd door in hele of kleine groepsinstructie. Zij toonden op één na de meeste groei in ontluikende geletterdheid en gecijferdheid. In de twee andere profielen was de groei voor kinderen in armoede kleiner dan die van kinderen die niet in armoede opgroeien. Kinderen in het profiel vrij spel, die dus het grootste gedeelte van hun tijd doorbrachten in vrije spelactiviteiten, toonden vergeleken met kinderen uit de andere profielen kleinere groei op ontluikende geletterdheid en gecijferdheid. Anders dan verwacht toonden de kinderen in het profiel ‘scaffolding’ niet de grootste groei. Een mogelijke verklaring is dat er een plafondeffect was: kinderen in dit profiel startten met de hoogste scores. Op basis van de demografische kenmerken (zoals hoog opgeleide moeders) van kinderen in dit profiel wijzen de auteurs erop dat deze kinderen wellicht meer scaffolding uitlokken dan de kinderen uit de andere profielen. Hierbij maken de auteurs de kanttekening dat kinderen in armoede oververtegenwoordigd waren in dit onderzoek. Deze gegevens zijn dus niet zonder meer generaliseerbaar naar andere populaties.
De auteurs benadrukken dat basisvaardigheden zoals letterkennis en tellen belangrijk zijn voor later schoolsucces. Kinderen die in armoede opgroeien krijgen deze basisvaardigheden vaak thuis niet aangeleerd en zijn dus afhankelijk van het onderwijs. Beginnende geletterdheidsvaardigheden als letterkennis en het schrijven van de eigen naam bepalen deels de leesontwikkeling in groep 3. Datzelfde geldt voor beginnende gecijferdheid: het is belangrijk aandacht te besteden aan basisgetalbegrip om dat dit latere rekenvaardigheid voorspelt.
De observatoren in dit onderzoek kregen de indruk dat de leerkrachten onder grote druk stonden. Een dergelijke sfeer biedt weinig mogelijkheden voor meer uitvoerige interacties met de kinderen over hun spel of hun ideeën. Ook zullen leerkrachten in een dergelijk klimaat minder responsief zijn voor behoeften of interesses van kinderen. De resultaten van deze studie suggereren dat meer tijd voor kwaliteitsinstructie en minder vrije speeltijd zonder begeleiding kinderen beter voorbereidt op de start in het formele onderwijs.