‘Pedagogisch medewerkers en onderwijsassistenten spelen een belangrijke rol in de ontwikkeling van het jonge kind’
Koen Hölscher is op 2 november jl. benoemd tot bestuurslid van het Landelijk Expertisecentrum Jonge Kind (LEJK). Hij heeft het stokje overgenomen van Mark Meijering die betrokken was bij de oprichting van het expertisecentrum. Binnen het bestuur vertegenwoordigt Koen het mbo. Wat is zijn drijfveer? En wat ziet hij als belangrijke taken voor het expertisecentrum? Wij vragen het hem.
Wat is je achtergrond?
‘Ik ben manager van de opleiding Pedagogisch Werk & Onderwijs in Utrecht bij ROC Midden Nederland. Dat doe ik met veel plezier samen met twee collega's. Wij leiden mbo-studenten op tot professionals in de kinderopvang en het primair onderwijs. Daar spelen zij als pedagogisch medewerkers en onderwijsassistenten een belangrijke rol in de ontwikkeling van het jonge kind.’
Waarom ben je gevraagd om plaats te nemen in het bestuur?
‘Ik ben gevraagd vanwege mijn betrokkenheid bij de opleiding Pedagogisch Werk & Onderwijs, maar ook als lid van het marktsegment Zorg en Welzijn. Het marktsegment Zorg en Welzijn is een overlegorgaan van Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB), waarin vertegenwoordigers vanuit werkgevers, werknemers en scholen zitten. Dat is de plaats waar bijvoorbeeld de Brancheorganisatie Kinderopvang en de mbo-scholen met elkaar afstemmen over wat een pedagogisch medewerker moet kunnen in de kinderopvang of in de bso.’
Wat is jouw drijfveer om zitting te nemen in het bestuur?
‘Het mbo speelt door het opleiden van pedagogisch medewerkers en onderwijsassistenten een belangrijke rol in de ontwikkeling van het jonge kind. Het zou goed zijn als het expertisecentrum zich ook juist op die studenten en beroepsgroepen richt.’
Waar ga jij je voor inzetten?
‘Zorgen dat geluid van het mbo gehoord wordt in het expertisecentrum.’
Waarom is specifieke aandacht voor het jonge kind zo belangrijk?
‘Dat is vrij eenvoudig: de kinderen verdienen dat. Uit veel onderzoek blijkt dat juist op jonge leeftijd al grote verschillen tussen kinderen ontstaan, die van grote invloed zijn op de latere ontwikkeling. Door hier bij het jonge kind al genoeg aandacht voor te hebben, kunnen deze verschillen kleiner worden. Dat geldt overigens voor alle ontwikkelingsgebieden, niet alleen voor taal waar nu zoveel aandacht voor is.’
Wat zie jij als belangrijke taken voor het expertisecentrum?
‘In Nederland is heel veel kennis beschikbaar rondom het jonge kind. Dat gaat om bestaande kennis die zijn weg al heeft gevonden naar scholen en curricula. Er is ook heel veel nieuwe kennis beschikbaar door nieuw onderzoek en door nieuwe ontwikkelingen. Een mooi voorbeeld is de hernieuwde aandacht voor vrij spel: hoe belangrijk dat is voor kinderen en wat er voor nodig is om dat goed en zorgvuldig te begeleiden. Het expertisecentrum zou alle kennis die in Nederland aanwezig is over het jonge kind moeten ontsluiten en die beschikbaar maken voor pabo's, mbo-scholen en instellingen.’
Binnen het expertisecentrum zijn lectoren werkzaam. Hoe kunnen we de verbinding leggen met de practoraten in het mbo?
‘Dat kan via de mbo-scholen waar dat practoraat aan verbonden is. Practoraten zijn er in het mbo op heel veel verschillende terreinen en gebieden: van cybersecurity tot energietransitie. We moeten kijken welke practoraten goed aansluiten bij de doelen van het expertisecentrum.’
Waar liggen de ambities en uitdagingen voor het expertisecentrum de komende periode?
‘Ons bij opleiders én studenten in mbo en hbo en bij de professionals in het werkveld op de kaart zetten als het expertisecentrum voor het jonge kind waar ze niet omheen kunnen.’