‘Onderzoek maakt je bewuster van wat je doet’
Wat leuk om Cathy van Tuijl weer eens te spreken! Ik vraag haar gelijk maar op de vrouw af: wat spreekt jou aan in het werken met jonge kinderen? Cathy: ‘Jonge kinderen zijn nog vormbaar, opener en ontvankelijk en juist daardoor kan onderwijs voor kinderen die thuis minder meekrijgen van betekenis zijn. Maar dan moet het onderwijs die omgeving wel bieden; afwachten tot er iets uit het kind komt werkt niet zo goed. Je moet wel een geschikte omgeving bieden.’ Cathy van Tuijl is universitair docent aan de Universiteit Utrecht en ook nog lector bij de hogeschool Saxion. Zij is een van de drie lectoren van het Landelijk Expertisecentrum Jonge Kind (LEJK).
Tekst: Frank Studulski
Drie lectoren: kritische innovatoren
Ik probeer haar een beetje uit de tent te lokken: zijn de drie lectoren niet heel verschillend? Cathy: ‘Natuurlijk zijn we heel verschillend, we komen uit uiteenlopende scholen en tradities, we zijn kritisch naar elkaar, we vullen elkaar aan en soms vullen we elkaars blinde vlekken op.’ Er zijn wel verschillen in opvatting over bijvoorbeeld spel. Cathy vindt dat er te weinig van begeleid spel gebruik wordt gemaakt: ‘Je bent in een schoolomgeving. Daarom is het belangrijk om ook met jonge kinderen doelgericht te werken in een speelse context. Het werken met jonge doelen is ook voor jonge kinderen belangrijk, in een speelse context (begeleid spel). Voor kinderen met achterstanden is doelgericht werken heel belangrijk. Het gaat vooral om de manier waarop je iets aanbiedt en of je dat doelgericht aanbiedt. Je kunt ook bij jongere kinderen op speelse wijze met geletterdheid aan de slag.‘
Ik merk dat ik in gesprek ben met een universitair docent. Geduldig begint ze uit te leggen: ‘Op de pabo’s merk je dat er nog te weinig aandacht is voor de manieren van spelbegeleiding. Ik zie dat er mensen ofwel vanuit vrij spel ofwel vanuit een programma werken. Maar het op speelse wijze inspelen op de ontwikkelingsbehoeften vraagt competenties en kennis van leerkrachten: welke rol kies je als spelbegeleider. Soms zie je de verschillen van opvatting ontaarden in een polarisatie in de praktijk, dat is wel jammer. Want de hakken in het zand, daar heeft niemand wat aan.’ Het LEJK wil mensen samenbrengen, om via dialoog nieuwe perspectieven te bieden.
“Het is niet vies om te vragen: wat werkt in onderwijs!”
Een leergierig veld
Cathy is blij met de toename van post-hbo-opleidingen: er is gelukkig meer aanbod. Professionals kunnen ook wat kiezen. En er is ook veel leergierigheid in het veld. Mensen met een master SEN doen nog een specialisatie jonge kind. Cathy merkt op dat er wel verschillen in aanbod en benadering zijn tussen de specialisaties jonge kind. Sommigen benadrukken meer de kennis, anderen benadrukken een constructivistische benadering vanuit de eigen ervaringen. Vanuit het LEJK benadrukken we onderzoekend werken, maar dan moet je professionals wel tools aanreiken. Een aandachtspunt vindt Cathy dat er bij de pabo’s meer nadruk ligt op ontwerpen dan op evalueren. In het LEJK wil zij daar ook meer aandacht voor vragen. Kordaat en gedecideerd geeft ze mij aan: ‘Het is niet vies om te vragen: wat werkt in onderwijs!’
Zijn er nog nieuwe thema’s voor het jonge kind?
Ongeveer zeven jaar geleden hebben we een lijst opgesteld van thema’s die er toe doen in de opleiding van het jonge kind op de pabo. Zou deze lijst misschien bijgesteld of geactualiseerd moeten worden? Cathy: ‘Ik denk bijvoorbeeld aan het actualiseren van ontwikkelingsgericht onderwijs. Of de visie op het onderwijs aan het jonge kind. Spel is een soort koepelbegrip, maar de vraag is hoe je daar doelgericht aan kunt werken. Maar ook de rol van de toetsen: ze zijn nu afgeschaft, maar hoe gaan we nu verder? Van de toetsen is de betrouwbaarheid en validiteit bekend, maar bij observatievolgsystemen is dat minder duidelijk. En nog een ander thema is bijvoorbeeld beredeneerd spelaanbod, hoe kunnen we op basis van (spel)observaties een beredeneerd aanbod doen en hoe worden professionals daar vaardiger in?‘
Ik dacht dat de wensenlijst hier al aardig mee was gevuld, maar er is nog meer. In volle vaart stipt Cathy nu een aantal thema’s aan die haar bezighouden. ‘Corona heeft laten zien dat we kwetsbare groepen hebben en dat we daar in het onderwijs weinig beeld van hebben. Maar iets anders is dat tegenwoordig ouders heel veel op hun telefoon bezig zijn en minder interactie met hun kinderen hebben: wat zijn de consequenties daarvan? We moeten beter nadenken over de consequenties van de digitalisering van de samenleving. Ook het IKC is geen afgesloten ontwikkeling. De overgang voor-vroegschools is een heel belangrijk moment in de ontwikkeling van het kind. Wat zijn dan je kernwaarden?.’
‘Ik ken het lijstje van thema’s’, geeft Cathy aan. ‘Maar voordat we naar nieuwe thema’s gaan, moeten we ook kijken naar wat we hebben bereikt in de bestaande thema’s’. ‘Persoonlijk vind ik het belangrijk dat we effectief onderwijs aanbieden aan alle kinderen, maar zeker die kinderen die minder kansen hebben, maar wel in de breedte (dus niet alleen rekenen en taal). Met effectief bedoelt Cathy onderbouwd effectief: doen we op basis van onderzoeksresultaten de goede dingen, die de ontwikkeling van het jonge kind stimuleren. Vervolgens moet je ook de vraag stellen: wat hebben leerkrachten nodig om dat effectieve onderwijs vorm te geven: wat is de kennis en wat zijn de skills en hoe kunnen we leerkrachten daar goed in voorbereiden of opleiden. Vanuit een breder perspectief: om kinderen mee te kunnen laten doen in de kenniseconomie moet je kinderen ook inleiden in de (digitale) geletterdheid.
Cathy is kritisch over hersenontwikkeling; het lijkt er op dat hier heel deterministisch over wordt gedacht. Hersenontwikkeling kan alleen dankzij een stimulerende omgeving plaatsvinden. Maar naast hersenontwikkeling spelen bij het leren van kinderen ook motoriek en relaties een rol. Als gedragswetenschappers roept dat wel nieuwe vragen op: wat moeten we daarmee? Cathy denkt dat er nog verschillende onderwerpen zijn die meer aandacht behoeven, zoals vrij spel in de natuur en het buitenspelen, ouderbetrokkenheid, of differentiëren.
Als ik het zo teruglees, is er een wensenlijstje voor de komende zes jaar.
“Praktijkgericht onderzoek levert wat op voor de praktijk en kun je generaliseren naar andere contexten”
Praktijkgericht onderzoek
Maar hoe zit dat nu met evidence-informed, praktijkgericht onderzoek? Wat gaan jullie doen? Cathy: ‘De lectoren gaan hierin gezamenlijk met het werkveld en de opleidingen optrekken.’ Cathy heeft het onderzoekskader geschreven. Zij ziet praktijkgericht onderzoek als een continuüm tussen praktijk en fundamenteel onderzoek. ‘Het LEJK richt zich op praktijkgericht onderzoek. En het is eigenlijk heel simpel: het is praktijkgericht onderzoek als het wat oplevert voor de praktijk en te generaliseren is naar andere contexten. Dat onderzoek kan in verschillende vormen: een inventarisatie van praktijken, praktijkexperimenten, literatuuronderzoek, of het in beeld brengen van good practice, of zelfs longitudinaal onderzoek. We bundelen kennis over onderzoeken en stimuleren nieuw onderzoek. Er komt een kennisbank, met korte Nederlandstalige uitwerkingen van belangrijk onderzoek: laagdrempelig, zodat professionals goed toegang hebben tot onderzoek. Daarbij hebben we ons gecommitteerd aan kwaliteitsafspraken over onderzoek.’